Onder de omstandigheden verliep de reis van de Musschen voorspoedig. Onderweg naar Frankrijk werd door de bemanning van de schepen wel massaal braaksel gekuist afkomstig van de opvarenden zonder zeebenen. Op een gegeven moment moesten de zeezieken aan boord van de Zeebrugge 5 overgeven in een grote kolenschop. Berten ging er mee rond. Er was benedendeks niks anders meer beschikbaar. Een aantal keren werd door de zieken ook tegen de zwarte mantel van Louise aangebraakt. Ze moest haar jas verschillende keren met wat vers water weer schoonmaken. Daarna deed ze hem weer aan, alsof de zware mantel ook bescherming zou bieden bij een eventuele aanval.
Ook aan boord van de Z34, de sloepe, lagen verschillende opvarenden geveld door zeeziekte. Op een gegeven moment was nauwelijks nog iemand van de vrouwen in staat om te zorgen voor de kleine kinderen. De kleine Jeanine Vantorre (dochtertje van Leon van Pol Mussche en Angèle) riep dan ook vertwijfeld tegen een van de bemanningsleden "Nonkel Camiel, maak eens m'n pap klaar op 't gasvuur!" Zeeziek was het kind alvast niet, ze liep overal rond en haar eetlust was door de zeereis nog aangescherpt. Camiel Vantorre was de jongste zoon van Pol Mussche en de favoriete nonkel van velen uit het Musschennest. Jeanine, met een papieren hoedje op haar hoofd, bleef de hele reis voor extra opwinding zorgen door als een hazewind over dek van het slingerende vaartuig te sprinten. De vrouwen die haar achternazaten slaagden er echter niet in om rechtop te blijven en moesten hun jacht op handen en knieën voortzetten. Paula, Camiels vrouw, had bijzonder zwaar te lijden van het schommelen van het vaartuig. Het was dan ook meestal Lisette Vantorre die zich over de kleine Jacqueline ontfermde. “Lisette had zich in de beschutting van de reddingsboot gezet, die op z’n zij op dek lag vastgesjord. In de ene arm hield ze haar zoontje Germain tegen zich aangedrukt, en in de andere arm mij” herinnert zich Jacqueline Vantorre. “Aan boord voelde ik me steeds beter en ik begon meer en meer te eten.” Op het kleinste vaartuig uit de Musschenvloot, de Heist 34, trok de piepjonge Hilda Vantorre (7) in de brug de wacht op met haar vader Calus, die het schip voer. Ze bleef liever niet beneden in het roef want daar lagen de zeezieken, en zij had helemaal geen last van het gesteiger van het vaartuigje.
Duinkerke werd door de vluchtende schepen niet aangedaan. De stad stond in brand en de Duitsers hadden er vanaf 17 mei ook magnetische mijnen gedropt. Dat gebeurde ook voor Calais, Dieppe, Boulogne en Le Havre, maar dat wisten de Vlaamse vissers niet. Pee Mussche besloot

Toen de drie Musschenvaartuigen in Calais afgemeerd lagen, zagen ze een man uit Heist met een fiets de kade oprijden en van uitputting neervallen. Berten en de Rus gingen de man, die bloed spuwde, helpen en brachten hem met z'n fiets aan boord van de Zeebrugge 5. In horten en stoten vertelde de man dat hij uit dienst weer thuisgekomen was en hoorde dat zijn vrouw aan boord van het vaartuig van haar familie naar Frankrijk gevlucht was. Hij had in Heist een nieuwe fiets gekocht en was in één stuk tot in Calais gereden. Toen de man ietwat rustiger begon adem te halen gaf Berten hem wat te drinken en gaf hem stukjes soldatenbeschuit te eten. "Als hij het niet haalt" zei de Rus "dan is die fiets van mij, want ik heb hem het eerst gezien". "Geen sprak van" repliceerde Berten "ik ben stuurman aan boord, dus behoort hij mij toe". Ze wisten echter allebei dat ze maar aan het gekscheren waren en deden hun uiterste best om de man er weer bovenop te helpen.
's Anderendaags vertrok de Musschenvloot weer uit Calais en er werd opgestoomd naar Dieppe, dat 125 km verderop lag. Deze thuishaven van de beroemde zeevaarder Jehan Ango werd vanaf 1936 ook de badplaats die de gewone Parijzenaars leerden kennen en waarderen. Toen voerden onze zuiderburen namelijk de "congé payé" in. Tevoren, in meer vreedzame tijden, waren ook reeds heel wat illustere figuren grage bezoekers van Dieppe. De componist Camille Saint-Saëns kwam er inspiratie opdoen en ook de schrijver Marcel Proust. De omstreden Britse auteur Oscar

Tijdens het spetteren van de Musschenschepen naar Dieppe bleef het mooie weer aanhouden, waarvoor de Heistse vluchtelingen dankbaar waren. Maar ook voor de vijand was het mooie weer meegenomen. Tijdens de tocht passeerden de Heistse vaartuigen op enige afstand voorbij de monding van de Somme. Tot daar was de vijand reeds doorgedrongen, maar dat wist men aan boord niet. De opvarenden, die geen vissers waren, hadden ondertussen ook reeds kennis gemaakt met de "puzzy", een emmertje aan een lang touw. Aan boord van de vissersvaartuigen was er in die tijd namelijk geen toilet. Iedereen deed z'n behoefte op een emmertje, dat bij middel van het lange touw in zee gedumpt werd. Daarna werd het emmertje vol zeewater weer bovengehaald en uitgespoeld. Voor de preutsen onder de vluchtelingen was het wel even wennen. Tijdens de tocht bleven de drie vaartuigen gespaard van beschietingen door Duitse vliegtuigen, iets wat heel wat andere schepen wel te verduren kregen.
Onder meer werd de Loodsboot 6 uit Zeebrugge voor de Franse kust opgemerkt door Duitse vliegtuigen. Aan boord de bijna 11-jarige Roger Nefors, zijn ouders, oudste zus Jeanine en jongere broer René. “Ik was zeeziek en lag boven op dek, toegedekt met een overjas, toen we werden beschoten. Ik werd niet geraakt, maar later zagen we dat er drie kogelgaten in de jas zaten!” vertelt Roger Nefors. Hij herinnert zich ook dat ze in Boulogne twee watervliegtuigen in de lucht zagen vliegen. Vermoedelijk waren de toestellen op magnetische mijnen gevaren. Besloten werd om onverwijld door te zetten naar Dieppe. Die haven was eerder in een regeringsmededeling op de Belgische radio aangemerkt als de meest veilige Franse haven waar landgenoten het best konden verzamelen. Tijdens de vaart naar Dieppe werd de Zeebrugse loodsboot nog gepasseerd door de Oostendse vaartuigen O 126 en de O 502 (?). In de haven waren zowel Engelse als Franse soldaten present. Rond de middag was er al meteen een Duitse luchtaanval op de stad en de haven. Mensen schuilden in de krijtrotsen. “Bij het bombardement werd een bankfiliaal getroffen en de biljetten dwarrelden door de lucht. Velen hebben toen zo’n biljetten als souvenir meegenomen” vertelt Roger Nefors. Omdat de Loodsboot een metalen vaartuig was, werd het raadzaam geacht om vanwege de vele magnetische mijnen niet verder te varen. Een aantal loodsen bleef zo in Dieppe steken. De familie Nefors stapte in de Franse haven echter over op de O 100 “Emiel”, het vaartuig van grootvader Emilius Nefors; het honderdste vaartuig in Oostende. De koning was er peter van. Na de overstap op de “Emiel” ging het snel weer het zeegat uit op weg naar de Engelse kust.
ZWARTSTE DAG UIT DE VISSERIJGESCHIEDENIS

De dagen tevoren hadden de Fransen trouwens geweigerd om de Belgische schepen in de binnenhaven weer buiten te laten. Het havenbestuur volgde orders uit Parijs volgens dewelke alle commerciële trafiek in de haven verboden was. En er was nog een probleem. Volgens


Omdat het vrij rustig was bracht men ook Achiel, de gehandicapte zoon van Leon Vantorre boven op de kade. Met een lijntje liet men hem vissen in de haven. Dat vond hij een heel stuk leuker dan benedendeks blijven, waar niks te beleven viel. In de loop van de namiddag, tijdens het wachten op het rijzend tij, ging zowat de helft van het mansvolk de stad in. Ook Berten en z'n schoonzusters Yvonne en Marie gingen extra etensvoorraad inslaan in de winkels van Dieppe. De rest van het vrouwvolk en de kinderen bleven aan boord. Onder meer soepgroenten en boter moesten gehaald worden, want Louise, die kokkin was, ging koken om de gemoederen wat op te vijzelen. “Berten had van Pee Mussche Belgisch geld gekregen om de boodschappen te doen. Omdat er al een paar dagen zoveel vaartuigen uit Zeebrugge en Oostende binnenlagen aanvaardde men in de Franse winkels het Belgische geld. We moesten dus niet naar de bank,” herinnert Yvonne zich. Volgens "Les Cahiers anecdotiques de la Banque de France" begonnen de banken zich echter zorgen te maken over het aanvaarden van de Belgische munt. Een dag later zouden ze de Britse consul in Boulogne trouwens vragen om in Londen na te gaan of men daar nog Belgisch geld zou kunnen uitwisselen.
Om 16u precies, toen nog niet alle Musschen terug waren uit het winkelcentrum van Dieppe,


Naast de Musschen en andere Heistenaars waren ook veel Oostendse vaartuigen in Dieppe gearriveerd. Ook de Heist 42 van Theophiel De Groote was de namiddag tevoren deze allesbehalve veilige Franse haven binnengevaren. Hij was een paar uur voor het bombardement echter alweer uitgevaren. Een zekere Marie Van Torre uit Heist, net 14, was eveneens aan boord van een vissersvaartuig in Dieppe aanbeland. Zij weet te vertellen dat ze er een paar nachten lang met honderden anderen in diepe grotten schuilde. Enkel de schippers van de vaartuigen bleven 's nachts aan boord. Toen ze uiteindelijk konden wegvaren deed ze een "kasserol" over haar hoofd om zich te beschermen tegen kogels en shrapnel.
In totaal bevonden zich in die dagen zo'n 3.000 landgenoten in Dieppe. Sommige waren aan boord van de schepen gearriveerd, anderen met bussen, privé auto’s en een handvol ook met de trein. In het binnendok, waar nog zo'n 25 vaartuigen lagen, lieten bij de aanval 42 Oostendenaars het leven, vooral aan boord van de Oostende 309 van de rederij Seghers. Ook de Oostende 237 van de rederij Vieren werd door een bom getroffen. In de brandende binnenhaven dreven vele tientallen lijken van militairen, hospitaalpatiënten, vissers en andere vluchtelingen op het water... Het Beheer van het Zeewezen verklaarde in juli 1940 in Londen dat bij het bombardement in Dieppe zes Oostendse vissersvaartuigen volledig vernield werden. Zeven Oostendse schepen hebben na de aanval om allerlei redenen de oversteek niet gemaakt en werden later nog in de haven van Dieppe opgemerkt. Volgens de bekende Oostendse visserijonderwijzer en uitgever van "Het Visscherijblad" Pros Vandenberghe (1907-1984) nam de plaatselijke overheid in Dieppe na de luchtaanval van de 21ste mei de vlucht. Niemand bekommerde zich om de gekwetsten, de doden en de schepen die in de haven waren ingesloten. De lichamen uit het havengebied werden naar een ziekenhuis afgevoerd. Een dokter schrok wel even toen hij tussen de doden ook een levende man aantrof die straalbezopen was. Het was een Oostendse visser die van schrik tijdens het bombardement een stuk in zijn kraag gedronken had.
Na de Duitse luchtaanval moest gewacht worden op de terugkeer van het mansvolk. Sommigen,

In alle geval hebben in die moeilijke oorlogsdagen heel wat Vlaamse vissers en hun families hun leven te danken aan de bescherming die de armsten onder hun collega-vissers hen boden in Dieppe. Ook Pros Vandenberghe had op die beruchte dinsdag vanuit een vissersschuiloord in de krijtrotsen vlakbij de haven het bombardement van de Vlaamse vissersvloot zien gebeuren. Hij had zich zeker een rustiger dag toegewenst, want het was uitgerekend zijn verjaardag.
Korte tijd nadat iedereen weer aan boord was van de Musschenvloot en alles werd klaargemaakt voor het buitenvaren bij hoog water verscheen opnieuw een vliegtuig boven de haven. Charles Beirens, die even tevoren het zware bombardement had meegemaakt, sprong overboord en verschanste zich in de meterdikke modder onder de overhang van de kade. Hij moest door de andere familieleden uit z'n benarde positie gehaald worden. Met hindsight was het beslist de vooruitziendheid van Pee Mussche en een portie geluk die ervoor gezorgd hadden dat de schepen in Dieppe op de veiligste plaats lagen en niet beschadigd werden.
Het buitenvaren verliep voor de Musschenvloot zelf zonder veel problemen, ondanks het feit dat Duitse vliegtuigen mijnen in de vaargeul gedropt hadden. Andere schepen waren niet zo gelukkig. Bij het verlaten van Dieppe sloeg het noodlot toe voor de Oostende 288 Normandie, een stalen vaartuig van reder Maurice Lenaers. Voor het wegvaren had de reder nog tegen Pee Mussche gezegd: "We kunnen tezamen oversteken naar Engeland. Ik ga eerst buitenvaren. Ge kunt me volgen met je schepen als ge wilt". Yvonne Vantorre herinnert zich het onfortuinlijke Oostendse vaartuig : "Een klop, ze liepen op een magnetische mijn. Dan een geweldige ontploffing. En hij draaide onderste boven. Ik zie hem nog. Neven ons. We hebben nooit geen mens meer gezien of gehoord". Dat gebeurde vlak naast de Zeebrugge 34, waar Yvonne aan boord was. Ze zag het met eigen ogen gebeuren. De meeste slachtoffers behoorden tot de Oostendse vissersfamilies Lenaers, Maerten, Degrauwe en Verstappen. Ook Heistenaars Maria Rassau (°1910) en haar man Albert Claeys waren getuige van de vernietiging van het Oostendse vaartuig. Samen met hun zoontje Hubert, een kleuter van twee jaar, en andere Heistenaars slaagden ze er vervolgens in te ontkomen naar Shoreham.
De magnetische mijn werd door Duitse vliegtuigen aan een parachute neergelaten. Zodra de mijn zonk werd het valscherm automatisch losgekoppeld. De mijn bleef op de zeebodem liggen tot het door een magnetisch veld van een schip werd geactiveerd. De magnetische naald trad vervolgens in werking en een stroomkring werd gesloten. De mijn explodeerde dan en vooral in ondiep water was de explosie vlak onder de scheepsromp vernietigend.
Na het vergaan van het Oostendse vaartuig wilden sommigen aan boord van de Musschenschepen terugkeren. Anderen wilden verder Frankrijk intrekken. Maar Pee Mussche besliste dat halve maatregelen geen zin meer hadden. Men zou oversteken naar Engeland. Yvonne Vantorre begreep dat ze steeds verder van haar man verwijderd raakte en ze vreesde dat ze haar Willy nooit meer zou terugzien. "Ge moet niet bang zijn" probeerde Pee Mussche de vrouwen te sussen. "Onze schepen zijn van hout. Ze trekken de mijnen niet aan". In mekaars kielzog gleden de schepen van de Heistenaars vervolgens voorzichtig de havengeul uit. Dieppe zou men echter niet snel vergeten. Tot op heden blijft dinsdag 21 mei 1940 de meest rampspoedige dag uit de geschiedenis van de Vlaamse visserij.

Begin juni 1940 zouden ook nog Heistenaars en Zeebruggelingen omkomen bij een bombardement op de nog meer zuidelijk gelegen Franse haven Fécamp. “Daar heerste paniek en er was geen plaats en geen eten voor de vele vluchtelingen” herinnerde zich later Theophiel De Groote. “Het regende dat het goot toen we er arriveerden. We mochten niet binnenlopen van de havenkapitein, maar daar veegden we ons broek aan. We hebben er geravitailleerd en water geladen.” Op 10 juni 1940 om 14.30u veroverde Rommel en zijn 7de pantserdivisie deze Franse havenstad. Precies één maand dus na de Duitse inval in ons land. Tijdens het bombardement werden twee kinderen gedood van Pee van Coengel, reder van de H 12. Angèle en Marie-Jeanne Vandierendonck waren respectievelijk 15 en 9 jaar oud. Ook de 50-jarige Elisa Savels uit Heist
