Geschiedenissen van Vlaamse vissers in de Tweede Wereldoorlog © ® a.j. beirens

zondag 10 mei 2009

HOOFDSTUK 13: INFORMATIEHONGER

RADIONIEUWS EN HET V-TEKEN

De radio was in de tweede wereldoorlog de cement die de burgerbevolking en soldaten,
volwassenen en kinderen, gevluchten en onderdrukten in heel Europa tot één geheel
samenvoegde. Vooral als Churchill voor de microfoon kwam luisterde heel Engeland. Soms hoorde zowat de helft van de Engelsen z'n toespraak rechtstreeks. Al was het af en toe niet Winstons stem die door de ether klonk... De toespraak die Churchill op 4 juni 1940 in het Lagerhuis hield na de evacuatie van Duinkerke werd die avond herhaald op de BBC, maar Winston had geen tijd om het nog eens over te doen. "Ik heb het nogal druk" zei hij "laat de tekst maar lezen door een acteur". En zo gebeurde. Norman Shelley imiteerde de stem van de eerste minister, en niemand in het land die het door had. Met evenveel passie en dezelfde intonatie declameerde hij de inmiddels onsterfelijke woorden: "we shall fight on the beaches, we shall fight on the landing grounds, we shall fight in the fields and in the streets, we shall fight in the hills; we shall never surrender!"

Een aantal van de gevluchte Heistenaars beschikte vrij snel over een radio-ontvanger. Ook
Berten kocht met zowat het eerste geld dat ze gespaard hadden in Penzance een toestel om op de hoogte te blijven. Het was een ontvanger op batterijen. Zowel droge als natte batterijen kon men stroom laten opwekken voor het toestel. Gilberte ging regelmatig om de natte batterijen tot Louise doorhad waarom in de kleedjes van haar dochtertje steeds weer kleine gaatjes gebrand waren. Tijdens de tocht van de winkel naar huis spatte de acide van de natte batterijen ongemerkt op haar kleren. Dat was alvast een klus die Gilberte niet meer moest doen.

De Heistenaars in Cornwall luisterden op hun radio naar de BBC en vervolgens ook naar zowat alle stations die ze konden ontvangen en konden begrijpen. Bijna dagelijks werd afgestemd op Radio België/Radio Belgique via de BBC. Bekende radiomedewerkers in Londen waren voor de franstaligen Victor de Laveleye en voor de Vlamingen Jan Moedwil, Renaat Van Leuven en de Nederlandse auteur Siegfried Emanuel van Praag. Van Leuven was vanaf 1942 "redacteur-omroeper" van Radio België. Het was op 14 januari 1941 dat Victor de Laveleye in zijn franstalige uitzending het beroemde V-teken (Victory, Victoire, Victorie en Vrijheid) lanceerde als een teken van vertrouwen in de uiteindelijke overwinning. Hij kwam op het idee nadat hij hoorde dat Belgische kinderen door de Duitsers gesnapt werden toen ze “R.A.F.” op de muren kalkten. Een eenvoudige V op de muur schrijven zou veel sneller gaan, dacht de Laveleye, en de pakkans zou dus veel kleiner zijn. Ook kon men een V-teken met de vingers maken. Het was een onmiddellijk succes, zowel in België als in Frankrijk. Twee weken later deed de “V” van victorie ook zijn intrede in de Vlaamse uitzendingen van de BBC. Het teken werd zo populair in bezet Europa dat het een recordverkoop aan krijt veroorzaakte! Het was het begin van de graffiti-oorlog. Pas nadat Marc Schreiber opmerkte, dat de eerste noten van de Vde Symfonie van Beethoven de V vormden in morse, maakte de BBC er haar indicatief van. De andere buitenlandse diensten van de BBC namen het V-teken over en tenslotte deed ook Churchill dat! Jan Moedwil, schuilnaam van de Antwerpse leraar Nand Geersens, pakte uit met de slogan: "Wij doen ons best, en zonder erop te boffen, toch krijgen we ze wel, de moffen!" Die uitspraak ontlokte bij Louise het commentaar: "Ge hebt goed klappen, terwijl dat ge veilig in een diepe bunker in Londen zit". Vooral ook de gecodeerde berichten aan het verzet waren bij de Heistenaars in Cornwall aanleiding tot soms terechte maar meestal onterechte speculatie over wat ze betekenden.

Ook op het Nederlandse "Radio Oranje" via de BBC werd afgestemd door de Heistse vluchtelingen. Die, in het begin, zeer oubollig klinkende uitzendingen werden gebracht door een aantal bekende Nederlanders die naar Engeland waren uitgeweken: de journalist en latere professor Dr. Lou de Jong, de schrijver A. den Doolaard en een zekere H.J. van de Broek. Koningin Wilhelmina was regelmatig op Radio Oranje te horen om onder meer het verzet moed in te spreken. Churchill noemde Willemien “de beste man uit de Nederlandse regering in ballingschap”. Memorabel was ook de oproep van Gerrit Bolkestein, de Nederlandse Onderwijsminister in Ballingschap, die zijn landgenoten opriep om oorlogsdagboeken bij te houden. Als gevolg daarvan begon Anne Frank in het befaamde Achterhuis haar eerdere dagboek netjes te herschrijven.

Vanaf 8 februari 1943 begon de Belgische regering in ballingschap ook met uitzendingen van de eigen Belgische Nationale Dienst voor Radio-omroep (BNRO). Eerst gebeurde dat via de zenders van de BBC. Met een 50-kWatt kortegolfzender, die in de Verenigde Staten was aangekocht, startte men op 16 mei 1943 in de 40 meter band ook met uitzendingen in 9 talen vanuit Leopoldstad in het toenmalige Belgisch Kongo. Achttien uur programma werd op die manier dagelijks richting Europa gestraald.

De gevluchte Heistenaars schrokken er evenmin voor terug om naar zenders uit Duitsland te luisteren. Dat mocht trouwens in Engeland. Onder meer op de vaak fout- en oudmodisch klinkende Engelstalige Nazi-propaganda van "Lord Haw Haw" uit Berlijn werd afgestemd, gerelayeerd via de zender van Radio Luxemburg. Men luisterde meer voor de entertainment naar de nazale klanken uit de Rijkshoofdstad dan voor waarheidsgetrouwe berichtgeving van deze Amerikaans-Ierse Engelsman. Lord Haw Haw was de schimpnaam die de Engelsen gaven aan William Joyce, die in 1921 in Engeland kwam wonen, lid werd van de British Union of Fascists van Sir Oswald Mosley, in 1939 uitweek naar Berlijn en tot Duitser naturaliseerde. Na de oorlog werd Joyce in Londen veroordeeld wegens hoogverraad tijdens de periode dat zijn Brits paspoort nog geldig was. Hij bleef onbewogen, kraste een hakenkruis op zijn celwand en werd opgeknoopt op 3 januari 1946. Uit documenten die pas in 2000 werden vrijgegeven blijkt inmiddels dat de Britse geheime dienst MI5 na de oorlog aandrong om ook Joyces vrouw Margaret in staat van beschuldiging te stellen omdat ze haar man hielp met zijn uitzendingen. Ze is echter nipt de dans ontsprongen. Ze overleed in Londen in 1972.

De Vlaamse vissers in Engeland stemden ook vrij snel af op “Sender Brüssel”. Vanaf 28 mei 1940 werden de installaties van het NIR namelijk gebruikt voor Nederlandstalige uitzendingen die volledige gecontroleerd werden door de bezetter en vooral in het teken stonden van de Duitse propaganda. Vanaf april 1941 werden de gesproken programma’s van deze Vlaamse Omroep geleid door Wies Moens. Ongewild werkte deze door de Nazi’s gesponsorde omroep echter mee aan het doorspelen van korte berichten vanuit Heist en Oostende aan de vissers die naar Engeland gevlucht waren. Zender Brussel beschikte namelijk over een wekelijks verzoekplatenprogramma. Men kon aldus een plaat opdragen aan vrienden of kennissen en ook een korte boodschap meesturen. Eén van de eersten om op die manier een klein communicatiekanaal te openen tussen Heist en Cornwall was Simonne Debuck, de vrouw van Theophiel De Groote. Na haar repatriëring uit Frankrijk schreef ze naar Zender Brussel en liet een plaat en een korte boodschap opnemen in het programma. Ze vertelde er de makers van de uitzending uiteraard niet bij dat haar man in Engeland verbleef. Haar stunt lukte en Vlaamse vluchtelingen in Engeland hoorden de boodschap. In Cornwall en Devon werd van dan af regelmatig afgestemd op het verzoekplatenprogramma van Zender Brussel, niet zozeer vanwege het gekleurde nieuws uit België, maar om te horen of er een boodschap bij was voor één van de vissersfamilies in Engeland. Groot voordeel was ook wel het feit dat de omroepen van de vijand door de Britten niet gestoord werden. Andersom was dat wel het geval. Directeur Wies Moens nam uiteindelijk in 1944 ontslag bij Zender Brussel omdat de druk van de Duitsers te groot geworden was. Ook weigerde hij immers propaganda te maken voor de Hitlerjugend Flandern en verzette hij zich eveneens tegen de anti-joodse excessen. Toch werd hem zijn medewerking aan de Vlaamse Omroep in de oorlogsjaren zwaar aangerekend. Op 17 mei 1947 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld. Hij slaagde er echter in tijdig naar Nederland te ontkomen.

Na de landing in Normandië werden de nieuwsberichten van vooral de BBC nog drukker beluisterd dan tevoren. Berten noteerde zorgvuldig alle namen die in het nieuws genoemd werden en trok vervolgens naar zijn schoonzuster Berta Vantorre, die vlak achter hen woonde. Bij Berta in de keuken hing namelijk een zeer grote landkaart van Europa. Berten bracht verslag uit van al het nieuws dat hij die avond via de radio had opgevangen en gaf de opmars van de geallieerden aan op de kaart. Na maanden verschafte hem dat ook een uniek inzicht in de plannen van de oprukkende troepen. Op een gegeven avond zei hij: "Wil je geloven dat ze nog gaan blijven steken aan de vaarten in Zeebrugge". En zo gebeurde het ook, met het gevolg dat Knokke, Heist en Zeebrugge de laatste plaatsen in ons land waren die bevrijd werden.

KRANTEN EN TIJDSCHRIFTEN

Naast de radio en de nieuwsjournaals in de cinema’s werden door de Vlaamse vluchtelingen na enige tijd ook de Engelse kranten uitgepluisd om nieuws over de oorlog te vernemen. Af en toe kon men zo ook wat nieuws sprokkelen over de toestand in België. Die nieuwsjes werden dan gretig doorverteld aan familie en vrienden. De media waren echter ook in Groot-Brittannië onderworpen aan de censuur. Hoewel het nieuws meestal wel geloofwaardiger was dan hetgeen uit Duitse hoek kwam kregen lezers en luisteraars in Groot-Brittannië toch beslist niet de volle waarheid voorgeschoteld. Zo waren verhalen en foto’s verboden die de moraal van het Britse volk zouden kunnen ondermijnen. Successen van de Royal Air Force werden regelmatig opgeblazen en de effecten van Duitse bombardementen geminimaliseerd. Ook werden verhalen verzonnen of opgeklopt om de Britse heldenmoed bij luchtaanvallen te beschrijven. Zo ontstond de legende van de “spirit of the Blitz”. Die spirit bestond echter bijna uitsluitend op papier maar niet in werkelijkheid. Het was vaak in scène gezet, vingerdikke « spin » « avant la lettre ». Maar dat wisten de Vlaamse vluchtelingen in Penzance en Brixham duidelijk niet. Het nieuws van de nationale Britse kranten ging erin als zoetekoek. De gezaghebbende regionale krant "The Cornishman" was eveneens leesvoer voor de Musschen. Zo wisten ze ook wat er in hun eigen buurt gebeurde. De kranten werden bij de Belgen in Penzance bezorgd door Edly Cudut en Bill Ross, die mekaar beconcurreerden. Bill Ross werd na de oorlog trouwens een grage bezoeker van het Heistse carnaval.

In de winter van 1940 verscheen in Engeland reeds het tijdschrift “La Belgique Indépendante” waarvan ook een Vlaamse versie werd gedrukt getiteld “Onafhankelijk België.” Het Vlaams krantje bracht allerlei nieuws uit de Belgische leefgemeenschappen in Engeland en wanneer mogelijk ook nieuws uit België zelf. Raymond Gheselle (van Ratjes) vertelde later “Met nog een paar jongens in Brixham werd ik de eerste verkoper van dit weekblad. De verkoop ging zeer vlot omwille van de actualiteit en het verlangen om enig nieuws te vernemen over andere landgenoten. Na enkele maanden was ‘Onafhankelijk België’ echter ook te verkrijgen in de Engelse krantenwinkels en zo raakte ik mijn job als krantenventer kwijt.” Ook in Penzance viel “Onafhankelijk België” bij Louise en veel andere Vlamingen wekelijks in de bus. Gilberte herinnert zich dat het krantje steeds gretig gelezen werd. Drie volumes met nummers van de Vlaamse editie van “Onafhankelijk België” kunnen momenteel trouwens nog worden ingekeken in de Library of Congress in Washington. Inmiddels was de Belgische administratie in Engeland ook gestart met het opzetten van een netwerk van sociale contactplaatsen die bekend stonden als “Maisons Belges”.

De Belgische administratie in Groot-Brittannië publiceerde na enige tijd verder nog het maandelijkse tijdschrift “Marine”. “Ik kreeg als taak abonnees te werven” vertelde Raymond Gheselle later. “Drie maanden lang mocht ik proefnummers bij de Belgische gezinnen in Brixham bestellen. Eens moest ik ook alle Belgen een foto van koning Leopold III bezorgen. Voor deze klusjes kreeg ik een vergoeding die ik best kon besteden aan mijn schoolkosten”.

BRIEVEN VIA HET RODE KRUIS

Informatie kwam er ook per brief van familieleden die in België waren achtergebleven. Maar dat was geen eenvoudige zaak. Voor Duitse troepen ons land veroverden speelde de haven van Oostende een belangrijke rol in de bezorging van brieven en voedsel- en kledingpakketten vanwege families aan Britse soldaten die door de Duitsers waren gevangen genomen sedert het begin van de vijandelijkheden op 3 september 1939. Post en pakjes arriveerden in de kusthaven aan boord van de zogeheten mailboten en werden door het neutrale België naar Duitsland verder gezonden. Het was een zeer eenvoudige en efficiënte operatie. Van zohaast Duitsland echter in mei en juni 1940 het grootste deel van West-Europa onder de voet liep stelde zich een enorm probleem om brieven en hulpgoederen van het ene oorlogvoerende land naar het andere te sturen. Net als in de Eerste Wereldoorlog werd door de mogendheden opnieuw beroep gedaan op het Internationale Rode Kruis in Zwitserland.

Het is via die weg dat ook sommige Vlaamse vluchtelingen in Engeland er zeer sporadisch in slaagden om tijdens de oorlog in contact te komen met hun familieleden die in België waren achtergebleven. Dat gebeurde bij middel van postkaarten, brieven, telegrammen en later ook pakjes die langs de diensten van het Rode Kruis in Genève werden verstuurd. Het Internationale Rode Kruis stelde speciale formulieren ter beschikking die “Messages Croix-Rouge” werden genoemd. Deze mededelingen mochten enkel een strikt familiaal karakter hebben. Het Rode Kruis kon niet riskeren dat haar principe van absolute neutraliteit en onpartijdigheid geschonden werd in het gewapend conflict. Tijdens de tweede wereldoorlog zorgde het Rode Kruis aldus voor de uitwisseling van 120 miljoen brieven van en aan krijgsgevangenen. Ook werd bemiddeld bij het versturen van 23 miljoen brieven van vluchtelingen aan hun familieleden. Voor deze immense postafwikkeling werden in Genève zo’n 1200 bedienden ingezet.

De conventie liet in principe het versturen van twee brieven en vier postkaarten per maand toe. Dat aantal werd vaak niet gehaald vanwege plaatselijke moeilijkheden of onwil van één van de oorlogvoerenden. Aan de andere kant dient het ook gezegd dat heel wat vluchtelingen nauwelijks gebruik maakten van de mogelijkheid oorlogspost te verzenden. Met name de Musschen in Engeland stuurden slechts zeldzaam post via het Rode Kruis. Dat kwam hoofdzakelijk omdat ze gevlucht waren met de hele familie, en dus geen dringende behoefte hadden om met anderen in Heist in contact te treden. Men kon toch maar zo weinig zeggen vanwege de censuur. Alle correspondentie moest door de censuur worden afgestempeld. Het gebeurde dat een brief die in 1943 vanuit Penzance naar Heist werd verstuurd driemaal aan onderzoek werd onderworpen: de Britse censuur, de Amerikaanse en de Duitse. Het gros van de post tussen de oorlogvoerende mogendheden werd op voorstel van het Rode Kruis vanaf november 1942 verstuurd van Londen naar Lissabon en vervolgens van Lissabon naar Stuttgart. Bijna alle post vanuit het buitenland naar ons land liep langs de Zensurstelle Köln.

Jacqueline Vantorre herinnert zich “er was weinig contact met België. Soms kregen we nieuws van mensen die later uit België waren kunnen wegvluchten. Een brief zat zeer lang onderweg via het Rode Kruis. We verzonden regelmatig pakjes naar de zuster van mijn ma. De meeste zijn wel toegekomen. Het was beperkt wat we in zo’n pakket mochten stoppen. Onder andere stuurden we ‘scharding’. Omdat de zoon van mijn tante z’n plechtige communie ging doen hebben we ook mooie grijze stof opgestuurd, om een kostuum van te maken. Het was van het beste Engelse textiel. De kleermaker wilde direct ik weet niet hoeveel geld geven om het van m’n tante af te kopen, maar dat wilde ze niet.” Lisette Vantorre kreeg een paar keer een brief van haar man Leon Decorte (Kaas) nadat deze uit krijgsgevangenschap en onderduiking op een boerderij in Tisselt in Heist was teruggekeerd. In één van de brieven zat een foto bijgesloten. Leon had nochtans veel brieven geschreven maar de rest is nooit ter bestemming geraakt.

De Heistse Pastoor Maschelein zond ook een aantal keer een telegram naar leden van de Vlaamse vissersgemeenschap in Penzance en Brixham. Het gold meestal de mededeling dat “de enen of de anderen getrouwd was, of dat er iemand gestoven was”, weet Gilberte Beirens zich te herinneren. Telegrammen waren echter relatief zeldzaam. Het Rode Kruis heeft er tijdens de tweede wereldoorlog slechts zo’n 64.000 doorgestuurd. Ook voor de telegrammen moest gebruik gemaakt worden van weinige en eenvoudige bewoordingen. Slecht nieuws werd trouwens vaak verzwegen. Jacqueline Vantorre weet nog levendig dat haar grootmoeder Eugenie De Groote (van Patjes) vond dat de Heistse vissersfamilies in Penzance op een gegeven moment “raar begonnen te doen”. Ze had geen idee wat er wel aan de hand kon zijn. Had ze iemand iets miszegd? Het bleek echter dat haar man Victor Martony, die in Heist was achtergebleven, overleden was. De dochter die in België was gebleven, had echter besloten het trieste nieuws niet te laten weten via een Rode Kruistelegram. Andere vissersgezinnen hoorden er echter wel over in de spaarzame brieven die zij uit Heist ontvingen. “Op dat moment begonnen de mensen zich anders te gedragen tegenover grootmoeder. Ze heeft het nieuws over de dood van grootvader pas een jaar na z’n overlijden vernomen” zucht Jacqueline.

Soms kwam er ook nieuws uit bezet gebied als iemand met ‘vakantie’ ging naar België. Raymond Gheselle vertelde later namelijk het volgende. “Bij het nieuwe staatsgebouw in Brixham kwam er ook een post van het Rode Kruis en een dienst voor kinderzorg met Belgische verpleegsters. Aan het hoofd van de dienst stond Mevrouw Barberain, een onopvallende figuur, die naar ons denken gewoon, maar goed, haar dienst vervulde. Na verloop van tijd vonden we het eigenaardig dat Mevrouw Barberain soms een lange vakantie nam. Ze repte nooit een woord over haar vakantieactiviteiten tot de dag dat we konden achterhalen dat ze haar vakantie doorbracht in… België. Hoe en waarom ze naar België ging is voor mij een raadsel gebleven, hoewel ze eens zei ‘België stinkt naar de haring!’ Sindsdien had iedereen nog meer achting voor haar.”

DE ASPIDISTRA MISLEIDT OOK HEISTENAARS

Ook op het thuisfront in Vlaanderen en bij de Duitse bezetter heerste een enorme informatiehonger. Daar maakten de Britten in het diepste geheim op geniale wijze gebruik van. Het Bestuur voor Politieke Oorlogsvoering (Political Warfare Executive) vatte reeds vroeg het plan op om via de radio aan subtiele misleiding te doen in België, Nederland, Duitsland, Frankrijk en soms ook daarbuiten. Dat zou gebeuren helemaal buiten de BBC om. Voor dat doel hadden ze een eigen zeer krachtige zender nodig die in een handomdraai op zowat alle vijandelijke frequenties kon worden ingezet. Ze vonden wat ze zochten buitengewoon snel bij de Amerikaanse zenderfabrikant R.C.A. Het bedrijf had in opdracht van de commerciële omroep WJZ, Bound Brook, New Jersey een zender van liefst 500 kWatt gebouwd. Het was op dat moment de sterkste zender ter wereld. De Amerikaanse Federal Communications Commission had echter de zendkracht van alle middengolfzenders beperkt tot maximaal 50 kWatt, zodat de gigantische zender werkeloos bleef en door de Britten kon worden aangekocht. Men voerde de gigant op tot 600 kWatt en vervolgens installeerde men de enorme zender nabij Crowborough in Essex. De mensen die ermee te maken hadden noemden ’s werelds krachtigste zender “Aspidistra”, naar een hit uit 1928 van Gracie Fields “The biggest aspidistra in the world”. Vanaf 8 november 1942 was het station regelmatig in de lucht, op diverse frequenties, meestal vermomd als Duitse nationale zender of als een Duitse soldatenzender. Aan de Belgische kust was het station de luidste omroep op de hele radioband. Luisteraars in Heist, die met primitieve toestellen probeerden op de BBC af te stemmen, klaagden er na de oorlog over, dat ze steeds weer die krachtige Duitse zender binnenhaalden. Ze hadden nooit door dat het eigenlijk om een Britse zwartzender ging. Meestel zond men de nationale Duitse radioprogramma’s opnieuw uit via deze sluikomroep, maar met behulp van Duitsers die naar Engeland gevlucht waren, voegde men er geregeld wat subversieve of misleidende informatie aan toe. Vermomd als Duitse omroep zette men de Aspidistra ook in om de Luftwaffe te misleiden bij Britse bombardementen.

Later in de oorlog kocht de BBC een “combiner” waardoor de technici vier 200 kWatt zenders aan mekaar konden koppelen. In België, Nederland, Duitsland en Scandinavië kwamen dan ook vanaf toen de programma’s van de Europese Dienst, waaronder Radio België en Radio Oranje, knoerhard binnen. Luisteren naar buitenlandse radiozenders was door de Duitsers verboden. Enkel op Zender Brussel en Radio Bruxelles plus Duitse stations mocht men afstemmen. Strenge gevangenisstraf stond er ook op het verspreiden van berichten die van de verboden zenders afkomstig waren. Het was echter een verbod dat moeilijk te controleren viel. Dat was de reden waarom de Nazi’s veel stoorzenders in gebruik namen. De ontvangst van de krachtige BBC-uitzendingen konden deze echter slechts gedeeltelijk belemmeren. De mensen wonden namelijk draaibare raamantennes waarmee ze de storing zoveel mogelijk konden uitfilteren. Toen de Duitsers overtuigd raakten dat ze de radio-oorlog niet konden winnen moest iedereen zijn toestel inleveren. Naar Duits voorschrift moest de in te leveren radio vergezeld gaan van een formulier dat bevatte “de naam van de eigenaar, adres, merk van het radio-ontvangstapparaat, type en nummer van het toestel”. Velen leverden hun radio echter niet in of brachten een oud toestel naar het gemeentehuis. In Heist werden door Duitse soldaten ook de huizen gecontroleerd die leegstonden, omdat hun bewoners naar Engeland waren gevlucht. Bij Leon Decorte (Leon Kaas) trof men in de woonkamer achter de beenhouwerij een radiotoestel aan. Een Duitse soldaat stak er met zijn bajonet door, zodat het apparaat niet meer kon gebruikt worden.